Inregelen van stadsverwarming: zin of onzin? 

 

Slim Inregelen, Slim Besparen

Veel bewoners vragen zich af: “Moet mijn stadsverwarming worden ingeregeld?” Zeker als de verwarming ineens minder goed werkt, lijkt dat een logische stap.
Maar laten we één ding duidelijk maken: als je verwarming plotseling niet meer warm wordt, heeft dat niets te maken met inregelen.
Dan is er sprake van een storing, een slecht functionerende vloerverwarming of versleten radiatorkranen.

In dat geval gaat inregelen dus niet helpen en is het het beste om de installatie eens goed na te laten kijken door een expert op het gebied van stadsverwarming.

Cv-ketel vs stadsverwarming: een wereld van verschil

Inregelen stadsverwarmingBij een cv-ketel is het eenvoudig om een goed rendement te behalen. Je hebt een temperatuurverschil nodig van minimaal 20 graden tussen aanvoer en retour — de zogenaamde delta T. Komt het water te warm terug, dan werkt de ketel inefficiënt, moduleert hij constant, pendelt hij tussen aan en uit en gaat hij sneller stuk.

Bij stadsverwarming werkt het anders. Toch wordt in nieuwbouwwoningen met stadsverwarming vaak ingeregeld alsof het om een cv-ketel gaat.
Er wordt berekend hoeveel water per uur door een radiator moet, er wordt leidingweerstand en drukverschil toegevoegd aan de berekening, en op basis daarvan wordt een voorinstelling op de radiatorkraan gezet.
Klaar, denken ze. Maar dan komt de jaar afrekening voor de bewoner — en die valt vies tegen. En comfort? Ook dat blijft achter.

Wat wil de stadswarmteleverancier?

De leverancier ziet het liefst een temperatuurverschil van minimaal 30 graden tussen inkomend en uitgaand water. Dat verschil bepaalt immers het verbruik in gigajoules. Maar wij willen juist een zo klein mogelijk verschil — want dan betaalt de klant het minst.

In de praktijk stroomt het water door traditioneel inregelen langzaam door de leidingen, geeft onderweg al warmte af, en komt koud terug. Gevolg: een temperatuurverschil van ongeveer 50 graden, weinig comfort en behoorlijk hoge kosten.

Hoe wij inregelen: praktijk boven theorie

Wij geloven niet in berekeningen op papier. Leidingen zitten immers in de vloer, leiding weerstanden zijn lastig achteraf te bepalen en vaak irrelevant. Daarom:

  • Verwijderen we alle voorinstellingen van de radiatorkranen
  • Kijken we met een warmtebeeldcamera hoe goed de verwarming opwarmt
  • Kijken we op de meter wat de flow en de verschiltemperatuur is
  • Sturen we pas bij als een radiator niet goed warm wordt

Ons doel: een zo hoog mogelijke flow, een zo klein mogelijk temperatuurverschil en maximaal comfort. Idealiter ligt het verschil tussen aanvoer en retour rond de 5 à 10 graden. De leverancier vindt dat niet leuk — maar wij werken voor de klant, niet voor de leverancier.

Vloerverwarming: een ander verhaal

Bij vloerverwarming mag het water niet te heet zijn. Maximaal 45 graden de vloer in. Daarom mixt de verdeler het warme water met kouder retourwater. Het temperatuurverschil is dan al ongeveer 25 graden vóórdat het de vloer bereikt. Het water komt vaak terug met 25 graden — verschil: ongeveer 45 graden.

Daarom is het belangrijk dat:

  • De groepen niet te groot zijn
  • De buizen niet te dun zijn
  • De verdeler geschikt is voor stadsverwarming
  • Er een RTL-ventiel en terugslagklep aanwezig zijn

Door zoveel mogelijk water door de groep te sturen kan er namelijk handig gebruik worden gemaakt van het RTL ventiel. Het RTL-ventiel sluit bij te warm retourwater, de terugslagklep hergebruikt het water. Zo ontstaat er geen flow over de meter — en dus geen kosten. want geen afname is geen kosten.

Conclusie: inregelen is zinnig, maar niet zoals vroeger

Inregelen bij stadsverwarming is absoluut zinvol — maar niet op de traditionele manier zoals bij gasgestookte installaties. Het draait om meten, optimaliseren en comfort. Niet om blind berekenen en instellen.

Benieuwd wat we voor jouw woning kunnen betekenen? Neem gerust contact op voor de mogelijkheden.